Geschiedenis van de nieuwjaarsbrief - Deel 3 - Overlevering van de oude traditie
In de vorige twee posts hebben we gezien dat nieuwjaarsbrieven reeds zeer lang bestaan. We zagen dat de tienerjongens uit de zestiende eeuw reeds brieven voorlazen voor hun ouders, grootouders, peters, etc. Sommige mensen denken dat de nieuwjaarsbrief pas in de 19e eeuw is ontstaan. Dit is dus duidelijk niet waar.
Het moet wel duidelijk zijn dat de nieuwjaarsbrieven waar het om gaat, eigenlijk brieven zijn die in het uitgeversmilieu, of toch in de betere kringen, werden geschreven. Jan met de pet had dan ook te weinig tijd en geld om brieven te schrijven en het aantal mensen dat kon schrijven was veel beperkter dan in deze tijden. Ook werden de brieven geschreven in het Latijn en door jongens die van de leeftijd waren van de studenten die nu in het middelbaar (humaniora) zitten. Ze konden zo uitpakken met hun kennis van de klassieke oudheid en ten volle pronken met hun retorische capaciteiten. Daarbij werden de teksten dan ook het best vanbuiten geleerd. Dit fenomeen zien we nu terugkomen bij zeer jonge kinderen, maar dat is dan eerder te wijten aan het feit dat zij nog niet kunnen lezen. Toch leren ook veel oudere schoolkinderen en volwassenen hun brief vanbuiten om deze met meer inlevingsvermogen te kunnen brengen.
In de Middeleeuwen werd een brief meestal persoonlijk aangeboden. Dit is ook te zien op vele afbeeldingen van auteurs, die knielen voor een heer om hun geschrift aan te bieden. Met de doorbraak van de boekdrukkunst op het einde van de vijftiende eeuw, was het de gewoonte dat boeken begonnen met een brief. Deze brief noemt men een dedicatiebrief of een opdrachtbrief. De schrijver of auteur van het boek schonk eigenlijk zijn boek in ruil voor geld, geschenken of diensten. Merkwaardig was dat de meeste van die brieven gedateerd waren op de eerste januari. Vaak werden ze ook niet verstuurd (er was reeds een post systeem), maar werden enkel in het boek opgenomen.
Deze traditie liep verder in de zestiende en de zeventiende eeuw. Men nam de spreuk “do ut des” in de mond, wat betekent dat je iets geeft om iets anders terug te krijgen, letterlijk vertaald “ik geef opdat jij zou geven”. Geschenken geven was dus zeer belangrijk voor het onderhouden van vriendschapsbanden en familiebanden. Dit kwam dan vooral naar voren op zogenaamde overgangsmomenten in het leven, zoals verjaardag, huwelijk, geboorte en natuurlijk ook nieuwjaar.
Het moet wel duidelijk zijn dat de nieuwjaarsbrieven waar het om gaat, eigenlijk brieven zijn die in het uitgeversmilieu, of toch in de betere kringen, werden geschreven. Jan met de pet had dan ook te weinig tijd en geld om brieven te schrijven en het aantal mensen dat kon schrijven was veel beperkter dan in deze tijden. Ook werden de brieven geschreven in het Latijn en door jongens die van de leeftijd waren van de studenten die nu in het middelbaar (humaniora) zitten. Ze konden zo uitpakken met hun kennis van de klassieke oudheid en ten volle pronken met hun retorische capaciteiten. Daarbij werden de teksten dan ook het best vanbuiten geleerd. Dit fenomeen zien we nu terugkomen bij zeer jonge kinderen, maar dat is dan eerder te wijten aan het feit dat zij nog niet kunnen lezen. Toch leren ook veel oudere schoolkinderen en volwassenen hun brief vanbuiten om deze met meer inlevingsvermogen te kunnen brengen.
In de Middeleeuwen werd een brief meestal persoonlijk aangeboden. Dit is ook te zien op vele afbeeldingen van auteurs, die knielen voor een heer om hun geschrift aan te bieden. Met de doorbraak van de boekdrukkunst op het einde van de vijftiende eeuw, was het de gewoonte dat boeken begonnen met een brief. Deze brief noemt men een dedicatiebrief of een opdrachtbrief. De schrijver of auteur van het boek schonk eigenlijk zijn boek in ruil voor geld, geschenken of diensten. Merkwaardig was dat de meeste van die brieven gedateerd waren op de eerste januari. Vaak werden ze ook niet verstuurd (er was reeds een post systeem), maar werden enkel in het boek opgenomen.
Deze traditie liep verder in de zestiende en de zeventiende eeuw. Men nam de spreuk “do ut des” in de mond, wat betekent dat je iets geeft om iets anders terug te krijgen, letterlijk vertaald “ik geef opdat jij zou geven”. Geschenken geven was dus zeer belangrijk voor het onderhouden van vriendschapsbanden en familiebanden. Dit kwam dan vooral naar voren op zogenaamde overgangsmomenten in het leven, zoals verjaardag, huwelijk, geboorte en natuurlijk ook nieuwjaar.
2 Comments:
At 12:37 p.m., Anoniem said…
het is raar
At 8:18 p.m., nieuwjaarsboodschap said…
de mensen wakker schudden, maar tegelijkertijd ook de handvaten geven om trots te zijn op het feit
dat ze nu op dit moment op Aarde leven en daardoor iets kunnen doen.
Een reactie posten
<< Home